Voor het ontwerpen van mijn jurk blik ik terug op de
mode uit de 18de eeuw. meer bepaald de vrouwen mode. Vanaf 1718 is de
hoepelrok terug een onderdeel van de kledij van de vrouw. De rok was gemaakt
van gesteven voering en hoepels gemaakt uit riet of baleinen. De rok kreeg de
naam criarde toegewezen. Deze naam is
te danken aan het piepende geluid dat hij bij de lichtste beweging maakte.
Later rond 1740 maakte men enkele aanpassingen, de criarde maakte plaats voor de panier. Dit zijn steunders die op de
heupen werden geplaatst. Ze zijn gemaakt uit riet of baleinen die aan elkaar
gehecht zijn met linten. Deze constructie was overtrokken met zijde.
Het lijfje blijf zijn vroegere snit behouden. Onder het bovenlijfje
droegen de vrouwen een korset met baleinen. De voorste baleinen drukten de buik
en de borst in.
Het bovenlijfje heeft een diepe halsuitsnijding en
word vooraan met haken gesloten. Een brede strik, parfait contentement genoemd, hing boven de haken zodanig dat die
niet zichtbaar waren.
De periode van Lodewijk XVI speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van het vrouwenkostuum, omdat zij zoveel variatie bracht. Er waren in die tijd drie ambachten die zich voornamelijk bezig hielden met het maken van deze extreme constructies: de korsetmakers, de kleermaaksters en de handelaarsters in mode artikelen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten